Wat is taal:
Allereerst hebben we de taal ingedeeld in verbale en nonverbale taal.

Eerst de verbale taal:
We gebruiken de taal om onze instructies over te brengen, om te luisteren, lezen en schrijven. Zo vertellen we wat we graag willen of vragen we iets of uiten onze gevoelens. Het taalgebruik bestaat uit woorden - gebaren - mimiek - lichaamshouding en stemgebruik. Behoorlijk complex dus. Gaan we ook niet zoveel over zeggen, maar waar we wel op letten, is dat we de taal tijdens de les positief te gebruiken en dat we de non-verbale taal van een kandidaat goed kunnen lezen. Om de innerlijke processen van een kandidaat te kunnen begrijpen.

Een klein voorbeeld, hoe taal positief te gebruiken:
We waren met de Pasen op de camping, Imre en zijn moeder Brenda (dochter) waren er ook. Imre heeft net het fietsen zonder zijwieltjes voor elkaar gekregen en doet niet anders dan overal op de camping rondjes fietsen. Hoor ik Brenda tegen Imre zeggen: “ Je fietst niet naar het water hoor en ook niet naar de weg. Niet naar de parkeerplaats en geen rare fratsen uithalen “. Bertjan (haar man) “ Nou heb je hem waarschijnlijk op een hele boel ideeën gebracht waar hij zelf niet bij stil gestaan zou hebben “.

Brenda haar reactie: Ik wilde alles uitsluiten en over al rekening mee houden. Dit is wat we dus heel vaak doen. Vertellen wat je niet mag doen. Dat is nu juist energie geven aan de verkeerde kant van de wip. (Zie stap 2)

Dat is wat wij ook heel vaak doen tijdens het lesgeven. In ieder geval, de kandidaat zelf. Geeft heel vaak aandacht aan het negatieve. Hoe meer we dit voorkomen, hoe makkelijker alles wordt.

Hier een aantal tips:
Het woordje "NIET" uit je zin laten:
Als ik wil hebben dat je aan je Oma denkt en niet aan je Opa en ik zeg tegen je "denk niet aan je Opa" wat doe je dan? juist aan je Opa denken. Maar zeg ik tegen je: "Denk is aan je Oma" dan denk je aan je Oma. Hoe vaak zeggen we niet de woorden: " niet vergeten de boodschappen te doen hoor ". Je zou beter kunnen zeggen: "Denk je er aan dat je de boodschappen haalt voor mij"

De woorden " Geen " en " Proberen " zijn het zelfde. Vaak zitten ze in zinnen die negatief vertellen van wat je eigenlijk niet wil bereiken. Draai het om en zeg juist wat je wil bereiken.

Averechts gebruiken:
Je kunt de woorden "Niet" en "Geen" ook averechts in je zin gebruiken. b.v.:
" Ik wil niet hebben dat je aan je Oma denkt " Als je juist wil bereiken dat iemand aan zijn of haar Oma denkt.

Affirmaties maken:
Als je je kandidaat zinnen laat maken, controleer ze dan naderhand, of ze goed geformuleerd zijn. Laat ze bij de voorbeelden op onze site kijken. Heel vaak komen ze er niet uit. Is het te moeilijk voor ze. Let op dat ze vertellen wat je willen bereiken. Laat ze de zinnen altijd beginnen met:   " Ik " Ik ben" of hun voornaam.

Uiteraard is het belangrijk:
dat ze de zinnen dan aanpassen aan hun eigen behoefte. Elke kandidaat heeft zijn/haar eigen unieke invalshoek.

Imre in actie
Image
Prachtige affirmatie van Janice
Image
Laat ze zich aan deze regels houden:

- Ze Beginnen met hun eigen naam of " ik "  " ik ben "
- Laat ze de zinnen zo specifiek mogelijk maken. (werking bewuste en onbewuste)
- De zin positief formuleren (aandacht aan wat je wil bereiken)
- Gebruik versterkende woorden, zoals: super - heel - flink - top(ie) - mega - ultra -
  erg - ontzettend - vreselijk - ontstellend - vet - gruwelijk (goed) - awasome - mieters
  nice - puik - tof - kei - ultra enz.

Gebruik de focusroos:
Een prachtig hulpmiddel

Ga naar volgende pagina >>>